We zien vaak dat hypotheekverstrekkers verlangen dat de partner meetekent voor de lening die de andere partner aangaat. De hypotheekverstrekker creëert daardoor meer zekerheid. Door mee te tekenen wordt ook de andere partner ook hoofdelijk aansprakelijk voor de lening. Gevolg is dat de hypotheekverstrekker mag kiezen wie van de partners hij aanspreekt voor aflossing van de schuld. Hij zou zelfs de gehele schuld bij één van partijen kunnen incasseren. Dit kan ongeacht de afspraken die de partners daarover zelf maken, tijdens het huwelijk of daarna. Wat kun je dan doen?
Als partner of ex-partners afspraken maken over wie de schuld moet aflossen dan heeft dat alleen interne werking. Tussen de (ex-)partners is er een overeenkomst waaraan men zich moet houden. Lost één van de partners meer af dan zijn deel van de schuld, dan heeft deze het recht dat wat hij teveel heeft betaald, terug te vorderen bij de andere (ex-)echtgenoot. Dat noemen we een ‘regresrecht’. Zo een afspraak bindt de hypotheekverstrekker dus niet. De (ex-)partners blijven hoofdelijk aansprakelijk totdat de hypotheekverstrekker bereid is daarin iets te wijzigen.
Lukt het de (ex-)partners niet om afspraken te maken dan kan het geschil aan de rechtbank worden voorgelegd. Zo speelt vooral in het geval van echtscheiding of bij het einde van de samenleving vaak de discussie wie welke schuld moet aflossen. Of meer juridisch: wie voor welke deel van de schuld draagplichtig is.
Uitgangspunt is dat de partners ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden. Maar de rechter kan daarvan afwijken als hij van mening is dat de schuld één van hen meer of geheel aangaat.
Zo ook in de casus die voorlag aan het Gerechtshof te Den Haag[1]. In deze casus hadden de ex- partners samen een woning gekocht. De vrouw betaalde haar helft van het aankoopbedrag contant uit de overwaarde van een eerdere woning en een lening van haar moeder. De man financierde zijn helft door middel van een hypothecaire geldlening. Voor deze lening waren partijen hoofdelijk verbonden, alleen omdat de bank verlangde dat de vrouw meetekende.
De woning werd verkocht en ter discussie stond wie welk deel van de overwaarde diende te ontvangen. Immers, bij verkoop wordt eerst de hypothecaire geldlening afgelost. Normaal zou het restant bij helfte tussen partijen worden gedeeld. Maar in dit geval had de hypothecaire geldlening alleen betrekking op het aandeel van de man in de woning. Als de overwaarde die na aflossing van deze lening resteerde tussen partijen zou worden gedeeld, zou het er op neer komen dat de vrouw meebetaald aan de aflossing op deze hypothecaire lening.
Het Gerechtshof oordeelde dat de vrouw in de interne verhouding met de man niet draagplichtig is voor de lening. De interne draagplicht rust alleen bij de man. Hij moet dus de gehele hypotheekschuld dragen. Gevolg is dat de vrouw de helft van de verkoopopbrengst krijgt, zonder rekening te houden met de hypotheekschuld. Op haar drukt immers geen lening. De man dient die aflossing te dragen. Deze komt geheel in mindering op de helft van verkoopopbrengst van de man.
[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2020:915